Kerstmis

(uit Wijkblad Donderberg, december 2018, door Willie de Kubber-Verheijden)

Er heerst een fijne sfeer in de stad, de winkelstraten hangen vol met groene slingers en lichtjes. Op het gezellige plein staan houten kraampjes, in de bomen hangen verlichte bollen, de kiosk midden op het plein is prachtig versierd. Vanaf de schaatsbaan hoor je vrolijke kinderstemmen en voor de kleintjes die nog niet kunnen schaatsen is er een treintje en een carrousel, uit de luidsprekers klinkt stemmige Kerstmuziek. Jong en oud geniet van een wandeling door de mooie oude stad; in alle mensen is een welbehagen. Maar van al deze gezelligheid wordt Henriëtte niet vrolijk, integendeel, ze zou het liefst in een holletje kruipen onder de grond en er pas na Nieuwjaar uitkomen.

Het is nu al de vierde keer dat ze met Kerst alleen is; vier jaar geleden, de dag vóór Kerst is haar man verongelukt. ’s Morgens zei hij nog “tot vanavond schat, en dan hebben we lekker twee weken vrij, dat wordt genieten.” Henriëtte zei nog “rij voorzichtig Frank, het is glad.” Dat korte gesprek is haar laatste herinnering, 54 jaar was Frank toen hij vanwege het gladde wegdek frontaal tegen een boom botste en op slag overleed.

Kinderen hadden ze niet, dat was er nooit van gekomen, contact met familie en vrienden was er nauwelijks, ze waren altijd erg op zichzelf, hadden genoeg aan elkaars gezelschap. Maar als je dan alleen komt te staan is het huis wel erg stil en de eenzaamheid groot. Nu na vier jaar heeft ze er wel een weg in gevonden, haar baan geeft afleiding en de lange wandelingen met de hond doen veel goed.

Maar de Kersttijd blijft een zware periode, met lood in de schoenen gaat Henriëtte naar haar huis. Ze ziet dat er licht brandt in het huis naast het hare dat al enige tijd leegstond. Ze denkt “wat vreemd gaan mensen met Kerst verhuizen.” Maar dan realiseert ze zich dat het Syrische vluchtelingen zijn (dat had de woningbouwvereniging haar onlangs laten weten) en moslims vieren geen Kerst.

Ze zit net met haar magnetron maaltijd op schoot voor de buis als de bel gaat. “Wie kan dat zijn, op Kerstavond, misschien de krantenbezorger, maar het is wel een vreemd tijdstip.” Ze pakt alvast vijf euro uit haar beurs en opent de deur. Daar staat een jongeman aan de deur, met een meisje van een jaar of 10 aan de hand. Het blijkt de nieuwe buurman met zijn oudste dochtertje. Ze zijn allebei in paniek, de man spreekt nog praktisch geen Nederlands, het meisje al wel een beetje. Ze weten duidelijk te maken dat mamma heel veel pijn heeft, dat er een dokter moet komen. “U ons helpen mevrouw” zegt het meisje. Henriëtte gaat meteen mee naar de buren en vindt daar de moeder in barensnood. Ze belt haar huisarts, maar gaat ondertussen zelf aan de slag. Ze heeft 25 jaar ervaring als kraamzuster en als zodanig talloze bevallingen meegemaakt. Het is het vierde kindje binnen het gezin en de bevalling loopt gesmeerd, als de dokter arriveert is het meisje al geboren.

Iedereen is gelukkig natuurlijk met de lieve kleine Sarah, Henriëtte incluis, want dit was toch wel een hele bijzondere gebeurtenis, ondanks al haar ervaring in de kraamzorg. Ze kijkt eens om zich heen, het huis is één grote chaos, overal dozen en plastic zakken, voor de kinderen staan er nog geen bedjes, voor de baby is nog helemaal niets geregeld. Dus zij steekt de handen uit de mouwen, de baby wordt warm ingepakt en in een provisorisch gemaakt bedje – de lade van een oude kast – gelegd. Met kunst en vliegwerk zorgt ze ervoor dat alle kinderen een warme slaapplek krijgen. Dan maakt ze voor allemaal een grote pan erwtensoep (die ze altijd in de vriezer heeft voor het geval dat….) Gelukkig is het gezin al wat gewend geraakt aan de Nederlandse kost, want de erwtensoep vindt gretig aftrek.

Gedurende de daarop volgende week blijft Henriëtte haar nieuwe buren met raad en daad bijstaan. Ze zorgt voor moeder en kind, gaat met vader naar de Kringloop voor de nodige huisraad, maakt het gezin wegwijs in de buurt en de plaatselijke supermarkt. Ze is er de hele dag druk mee in de weer, ’s avonds is ze doodmoe, maar oh zo voldaan, ze geniet ervan met volle teugen. Zo is er van lieverlee een hechte band gegroeid tussen het Syrische gezin en Henriëtte, de kinderen lopen bij haar in en uit, want “oma buurvrouw” heeft altijd wel een koekje of een snoepje, een beker warme chocolademelk en vooral veel verhalen. Ze kan zo mooi voorlezen, de kinderen hangen aan haar lippen.

Henriëtte mist haar man nog steeds heel erg, maar die zwarte, loodzware eenzaamheid is verdwenen als sneeuw voor de zon. En ze hoeft met Kerst nooit meer in een holletje te kruipen, ze viert met de buren het suikerfeest en de buren vieren met haar Kerst. Wat de geboorte van zo’n klein hummeltje toch voor moois teweeg kan brengen, het is en blijft een wonder.