Melkboer zoekt vrouw

(uit wijkblad Donderberg, juni 2017, door Willie de Kubber-Verheijden)

Het seizoen van Boer zoekt Vrouw is weer voorbij, we moeten wachten op een nieuwe serie over boeren en of boerinnen die een partner zoeken. Om dit wachten te verzachten heb ik een sprookje geschreven Melkboer zoekt vrouw.

In een dorp, ver hier vandaan, woonde op een kleine boerderij een jonge man die Johan heette. Op een dag zei vader: “Beste Johan, ik heb negen zonen en niet genoeg land en vee voor allemaal. Ik geef jou één koe, trek daarmee de wereld in en zoek je geluk.” Zo vertrok Johan, met de koe aan een dik touw en een knapzak met boterhammen. Hij liep uren over de heuvels, door de velden en bossen, rustte hier en daar even uit, dronk melk van zijn koe en at de boterhammen. Tot hij, het was al bijna donker, in de verte een mooie vallei zag waarop een hut stond. “Daar maken we ons onderkomen” zei Johan tegen de koe. (koe Hanna was zijn enige metgezel, dus praatte hij met haar). “Kijk” vervolgde Johan “de hut ligt vlakbij een riviertje, aan de rand van het bos, met uitzicht op de groene heuvels, een mooie plek om te wonen.” Zo gezegd, zo gedaan, hij omheinde een wei voor Hanna, maakte van de hut een gezellig huisje, legde een moestuintje aan en had intussen gezorgd voor een klant die zijn melk wilde kopen. Maar hoe hard Johan ook werkte, één klant was niet genoeg en één koe ook niet trouwens. “Ik ben een melkboer van niks,” dacht Johan toen hij op een avond voor zijn huisje moedeloos zat te somberen.

Plotseling zag hij in de verte een hele vreemde vogel; was het wel een vogel, een vliegtuig, een UFO misschien? Nee, het was een goede fee die op een grote bonte plumeau kwam aanvliegen (iedereen weet dat heksen op een bezem vliegen, maar slechts weinigen weten dat goede feeën een plumeau gebruiken). De ogen van Johan rolden bijna uit hun kassen; zachtjes en sierlijk landde de fee vlakbij het bankje waarop Johan zat. “Goede avond beste man, ik ben een fee die mensen in nood een helpende hand toesteekt.” “Oh,” zei Johan, “ik ben een melkboer met maar één koe en maar één klant, daar kan ik niet van leven en geld voor een tweede koe heb ik niet.” “Dat is gauw opgelost,” zei de fee. “Ik maak van jouw lieve Hanna een onuitputtelijke bron, wij noemen dat in ons vakjargon ook wel een gouden koe. Zij geeft jou een leven lang dag en nacht melk zoveel als je nodig hebt.” Voordat Johan van zijn verbazing bekomen was, was de fee alweer hup op haar plumeau gesprongen en weggevlogen. Ze had haar werk goed gedaan, Hanna gaf emmers vol melk en al spoedig had Johan een grote klantenkring, iedereen wilde zijn melk kopen en zo werd hij een melkboer in goeden doen.

Maar toch mankeerde er nog iets aan zijn geluk; op een avond zat hij op zijn bankje voor het huis, hij hoorde de vogels fluiten, het kabbelen van het heldere beekje, zag Hanna vredig grazen en keek in de verte naar de groene heuvels. “Ik leef hier in een paradijs,” dacht Johan “maar helemaal alleen, ik heb niemand om mijn geluk mee te delen.” Hij was nog niet uitgedacht of hij zag de goede fee al weer aan komen vliegen op haar bonte plumeau. “Goedenavond beste Johan, vertel, waar kan ik je mee helpen.” “Ik ben nu een melkboer in goeden doen, heb een mooi huisje, een moestuin, een koe, maar ik heb niemand om het mee te delen.” “Dat begrijp ik, jij moet een vrouw gaan zoeken. Laat de bedoening maar aan mij over, trek de wereld in en zoek een vrouw. Als je mij nodig hebt, klap dan drie keer in je handen.

Voor de tweede keer in zijn leven trok Johan de wijde wereld in, met zijn knapzak vol boterhammen en een fles melk van Hanna.
Melkboer zoekt vrouw! Hij kwam in een stad waar heel veel mensen waren, gekleed in de meest vreemde outfits, sommigen hadden bijna niets aan, alleen enkele leren veters, anderen hadden bizarre hoofddeksels op met veren en bloemen, weer anderen droegen jassen van roze bont. Er klonk muziek, iedereen danste en zong. “Waar ben ik nu terecht gekomen” vroeg Johan aan een voorbijganger. “Ach schatje” zei de man “weet je dat echt niet, dit is de gay parade van Amsterdam. Johan wist niet precies wat dat was, maar hij wist wel zeker dat hij hier geen vrouw kon vinden, dus keerde hij de grote stad de rug toe. Na enige tijd lopen kwam hij in een kleinere stad, in de verte hoorde hij veel rumoer en al gauw zag hij een grote groep vrouwen door de straten lopen. “Wat hoor ik toch, wat roepen ze,” vroeg Johan. “Dit zijn dolle Mina’s, ze roepen baas in eigen buik.” “Daar hebben ze natuurlijk gelijk in” dacht Johan “maar ik denk niet dat hier een vrouw voor mij bij is” dus ik ga maar weer eens verder.

Ergens, ver weg van de stad kwam hij bij een meertje, een mooie plek om zijn boterhammen te eten. Terwijl hij daar zat uit te rusten hoorde hij in de verte een prachtige melodie. “Wat klinkt dat mooi, daar wil ik meer van weten” dacht Johan en hij liep naar de richting van het geluid. Hij kwam bij de heide en zag een jonge vrouw met goud blonde lokken die op een fluit speelde. Zijn hart ging wagenwijd open. “Dag mooi meisje, ik heet Johan en ik ben een melkboer in goeden doen.” “Dag mooie jongen, ik heet Heidi en ik ben geitenhoedster.” “Wil je met mij trouwen en bij mij komen wonen?” “Ja dat wil ik, maar de geiten moeten mee.” Johan klapte drie keer in zijn handen en al snel verscheen de bekende plumeau aan de horizon. De fee feliciteerde Johan en Heidi met hun voorgenomen huwelijk. Met één streek van haar plumeau betoverde ze de geiten die vleugels kregen, Johan en Heidi mochten meevliegen op de plumeau en al snel landden zij, samen met de geiten, in de wei waar Hanna vredig stond te grazen.

melkboer-zoekt-vrouw-wijkblad-juni-2017-wdkvHet was lente en de hele vallei was bestrooid met sneeuwklokjes. “Wat is het hier mooi” riep Heidi. “Hier ga ik nooit meer weg!” En zo leefden zij nog lang en gelukkig, en elk jaar kwam er een melkboertje of geitenhoedstertje bij.

Willie de Kubber – Verheijden