(Uit wijkblad Donderberg, september 2017, door Ida Kersten. Fotografie: Pieter Kersten)
Op 1 januari 1959 wordt zij in alle vroegte geboren in Mogadishu, de hoofdstad van Somalië. Daarom noemen haar ouders haar Salada dat in het Somalisch ochtendgloren betekent. Salada groeit op in een gezin met acht kinderen. Met heimwee denkt zij terug aan die tijd. “Mogadishu was toen nog een kleine veilige stad waar kinderen lekker buiten konden spelen”.
Na de Koranschool, “te vergelijken met de peuterschool hier” zegt Salada, gaat ze op 4-jarige leeftijd naar de basisschool. Gedurende haar hele schoolloopbaan is de voertaal Italiaans. Zij legt uit waarom. “Als Somalië in 1960 onafhankelijk wordt, bestaat het Somalisch nog niet in geschreven vorm. Door de Engelse en Italiaanse overheersing was het niet gemakkelijk om een Europese taal als nationale taal te kiezen. Pas in 1972 wordt besloten om het Somalisch met het Latijnse alfabet te schrijven”.
Omdat ze goed is in rekenen, volgt ze na de basisschool de driejarige ‘Scuola Commerciale’ (VMBO) en de vierjarige ‘Medio Superiore Scuola (HAVO). Op jonge leeftijd treedt zij in het huwelijk. Maar Salada is ambitieus en wil verder studeren en werken. Als het Ministerie van Onderwijs haar aanbiedt om een vierjarige studie politicologie te volgen in combinatie met een baan bij het Ministerie van Buitenlandse zaken, grijpt ze die kans met beide handen aan. Trots vertelt ze dat zo’n aanbod alleen gedaan werd aan de ‘tien beste jongens en meisjes van de klas’.
Haar huwelijk houdt geen stand en na een aantal jaren is Salada alleenstaande moeder met twee kinderen tot ze in 1984 in het huwelijk treedt met haar tweede man met wie ze vier kinderen krijgt. En dan slaat het noodlot toe. In 1986 breekt de burgeroorlog uit en in 1992 wordt haar man vermoord. Als Salada hoort dat ook zij bedreigd wordt, vlucht ze met haar kinderen naar een andere wijk van de stad. “Burgeroorlog is vreselijk. Je voelt je onveilig, je bent bang voor je kinderen en ik moest ook nog voor inkomen zorgen”. Zo lang het mogelijk is, blijft ze werken als hoofd van de administratie bij de Centrale bank van Somalië. Als de situatie verslechtert, vlucht ze met haar kinderen naar Nairobi, de hoofdstad van Kenya. Haar oudere zus brengt de drie oudste kinderen naar Nederland. Salada volgt later met haar drie jongste kinderen. Eindelijk veilig zou je denken. Maar mag je ook blijven in dat veilige land? Het lange wachten op een verblijfsvergunning begint. Lachend vertelt ze dat de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) haar tijdens de vele gesprekken steeds dezelfde vraag blijft stellen: Je man is vermoord maar waarom ben jij niet vermoord? “Dat is toch een rare vraag, vind je niet”. In 2003 krijgen Salada en haar kinderen het groene licht; ze mogen in Nederland blijven.
Vanaf 2004 woont zij op de Donderberg waar ze bij Maximina het inburgeringstraject volgt dat ze afsluit op een hoog niveau. “Ik ben Nederland zo dankbaar dat ik hier samen met mijn kinderen mocht blijven. Ik hoor soms mensen zeggen dat de Donderberg onveilig is. Maar daar merk ik niks van. Mijn kinderen zijn nu volwassen, ik heb zelfs 6 kleinkinderen. Dus heb ik tijd om iets te doen voor anderen. Dat doe ik bij Maximina als gastvrouw en als lid van de maandelijkse kookgroep”.
Als ik haar vraag welke wensen zij heeft voor de toekomst, antwoord ze lachend: “ik wil graag in goede gezondheid 100 worden”.
Ondanks dat ze in haar leven veel verdriet en ellende heeft meegemaakt, houdt Salada van het leven en wil ze er met volle teugen van genieten. Dat gun ik haar van harte.